ZONNESTEEN
Andere naam: aventurien-veldspaat
Chemische samenstelling: (Na,Ca)[Al1-2Si3-2O8] + Fe, Cu
Mineraalgroep: tektosilicaten, veldspaatgroep
Kristalstelsel: triclien
Vorming: primair, tertiair
Hardheid: 6 tot 6,5
Kleur: oranje, roodbruin, glinsterend, doorzichtig tot doorschijnend
Glans: glasachtig
Vindplaatsen: India, VS, Noorwegen, Canada, Rusland, Madagascar
Bewerking: cabochon, polijsten, trommelen
Zonnesteen is een variëteit van oligoklaas en wordt ook wel aventurien-veldspaat genoemd, maar heeft niets te maken met de ons bekende aventurijn.
Deze naam heeft de steen gekregen toen omstreeks 1700 bij toeval (’a ventura’ in het Italiaans) een glassoort werd ontdekt die er erg veel op lijkt.
Het komt meestal magmatisch voor in granieten en pegmatieten, minder vaak metamorf in gneizen.
Kristallen komen zelden voor, meestal wordt het gevonden in ruwe aggregaten.
De goudgele schittering ontstaat door schilfertjes hematiet of goethietkristalletjes. Als het mineraal gekleurd wordt door koper kan een metalige glans en asterisme ontstaan.
Het is geen eenvoudige steen om te bewerken. Hij breekt gemakkelijk. Om zonnesteen te facetteren is een erg goede kwaliteit nodig.
Meestal worden er cabochons van geslepen om de lichtweerkaatsing mooi te laten uitkomen.
De steen werd voor het eerst in 1800 gevonden op een eiland in de Witte Zee bij Archangelsk in Rusland.
|
|