CHALCEDOON
Chemische samenstelling: SiO2
Mineraalgroep: oxiden, kwartsgroep
Kristalstelsel: trigonaal
Vorming: primair of secundair
Hardheid: 7
Kleur: grijs, grijsblauw, blauw, groen, wit, roze (Mn), rood (Fe) en koperkleuren (Cu), doorschijnend
Glans: glasachtig, vettig, zijdeachtig
Vindplaatsen: Namibië (helderblauw), Brazilië, Uruguay, India, Madagaskar, VS
Bewerking: cabochon, briljant, polijsten
Chalcedoon omvat een hele groep microkristallijne kwartsen, zoals agaat, onyx en de hieronder genoemde soorten.
Blauwe chalcedoon is transparant met witte lijnen en de enige variëteit die de naam chalcedoon draagt.
De vezels van de chalcedoon hebben dezelfde kristalstructuur als die van bergkristal, maar ze kunnen alleen worden waargenomen met behulp van een microscoop.
De lichtblauwe kleur wordt veroorzaakt door lichtbreking. Microscopisch kleine kristallen nemen het rode deel van het licht op en reflecteren alleen de blauwe stralen.
Dit wordt het Tyndall-effect genoemd.
Chalcedoon met een langvezelige, grove structuur neemt geen kleurstof op en is bekend als doorzichtige witte chalcedoon, de zogenaamde melksteen.
Bij korte vezels worden soms kleurstoffen opgenomen.
De steen is dan niet meer doorzichtig en wordt jaspis genoemd. Jaspis kan veel kleuren hebben.
Meestal wordt jaspis tot de chalcedonen gerekend, maar hij wordt ook wel als zelfstandige groep gezien.
Heliotroop is groene chalcedoon met rode vlekken.
Wordt de chalcedoon vleeskleurig, dan noemt men hem carneool. Sarder is bruinrood.
Met insluitsels heet hij dendrietenchalcedoon of mosagaat.
Chrysopraas is groen en is de kostbaarste vorm van chalcedoon.
De naam chalcedoon komt van Calcedon, een oud-Griekse havenplaats in Klein-Azië, waar het mineraal werd gewonnen.
Blauwe chalcedoon werd al in de oudheid gebruikt door slijpers, graveurs en beeldsnijders. Er werden bijvoorbeeld scarabeeën van gemaakt.
Deze kunnen nog steeds tevoorschijn komen bij opgravingen.
Chalcedoon is vanwege de hardheid prima geschikt voor sieraden. |
|